"Zowel mentaal als fysiek was ik er eigenlijk niet toe in staat. Maar ik kon het nog niet over mijn lippen krijgen om het tegen iemand te vertellen, dus deed ik maar alsof er niets aan de hand was."
Daar zit ik dan, ineengedoken tijdens een vergadering. Mijn gedachten dwalen af, ver weg van de stemmen om me heen. Ik luister niet, ik kán niet luisteren. Mijn buik trekt samen van de krampen, een lichte bloeding. Een week geleden hield ik nog een positieve zwangerschapstest in mijn handen. Mijn man en ik hadden pas enkele maanden eerder besloten voor een kindje te gaan. We hadden niet verwacht dat het zo snel zou lukken, maar na één maand was ik al zwanger. Ons geluk was echter van korte duur. Toch bleef ik gewoon doorwerken. Ik was nog niet ver, had zelfs nog geen echo gehad. Het leek niet belangrijk genoeg om me ziek te melden.
Een paar maanden later was ik opnieuw zwanger. Zou het deze keer goed gaan? De bloedresultaten waren positief, dus we durfden stilaan te dromen. Wanneer zouden we het vertellen aan onze familie? Wanneer zou ik mijn werk op de hoogte brengen? Zou het een jongen of een meisje zijn? Met spanning telden we af naar de eerste echo, bijna negen weken ver. Maar op het scherm verscheen geen kloppend hartje. De dokter gaf ons nog een sprankeltje hoop: misschien was ik pas zeven weken zwanger? Het hartje begint tenslotte pas rond die tijd te kloppen.
Tot die ene ochtend. Ik weet het nog zo goed. Bij het opstaan voelde ik hoe alle energie uit mijn lichaam wegebde. Ik begreep niet meteen wat er gebeurde en ging door met mijn routine. Aankleden, snel eten, tanden poetsen. Nog even naar het toilet voordat ik zou vertrekken. En toen…
Met tranen in mijn ogen stond ik even later voor mijn man. In mijn handen hield ik een inimini klein vruchtje, amper drie centimeter groot. Daar stonden we dan, verdoofd, niet wetend wat te doen. Het voelde onwerkelijk, alsof het niet echt gebeurde. In een opwelling van paniek en stress spoelden we het door het toilet. Tot op de dag van vandaag blijft dat het meest pijnlijke moment. Te klein om te blijven, maar te groot om zomaar te vergeten. Mijn lichaam had rust nodig, maar ik bleef doorwerken. Zowel fysiek als mentaal was ik op. Toch kon ik het nog steeds niet over mijn lippen krijgen om iemand in vertrouwen te nemen. Dus deed ik alsof er niets aan de hand was.
Maanden later werd ik opnieuw zwanger. Maar ook deze keer haalde ik de twaalf weken niet. Pas toen, na de derde miskraam, liet ik alle emoties toe: de pijn, het verdriet, de ontgoocheling. Ik besefte dat ik niet langer kon doorgaan alsof er niets gebeurd was.
De gynaecoloog was bot. "Dit gebeurt vaker," zei hij. "Ik verwijs je pas door als je vijf miskramen hebt gehad." Vijf?! Moest ik er dus nog twee doorstaan voordat er werd onderzocht wat er mis was? Dat weigerde ik. Ik maakte onmiddellijk een afspraak op de fertiliteitsafdeling. Gelukkig maar, want daar trof ik een gynaecoloog die me wél serieus nam. Ze startte meteen een reeks onderzoeken. De diagnose: adenomyose en het Asherman-syndroom. Geen ideale basis voor een zwangerschap, maar er was nog hoop.
Enkele maanden later lag ik op de operatietafel. Tijdens een kijkoperatie probeerden ze mijn baarmoeder te herstellen, in de hoop op een succesvolle zwangerschap. Ik ben die gynaecoloog zo dankbaar. Niet veel later was ik voor de vierde keer zwanger. Maar de angst overheerste. Ik vertrouwde mijn lichaam niet meer. Genieten lukte nauwelijks, bang dat het elk moment weer mis kon gaan.
Alsof dat nog niet genoeg was, brak de lockdown uit toen ik vier maanden zwanger was. Mijn man mocht niet mee naar de echo’s. Dat was zwaar, voor ons allebei. Steeds die angst dat ik slecht nieuws zou krijgen, en dat ik er dan alleen voor zou staan.
Op een dag, in de wachtzaal, zag ik aan de gezichten van de vroedvrouwen dat er iets mis was. Even later kwam een vrouw snikkend binnen. Ze had net slecht nieuws gekregen en moest dat alleen verwerken, zonder haar partner. Ik voelde haar pijn. Ik wilde haar vasthouden, troosten, maar corona stond dat niet toe. Ik vervloekte de pandemie. Dit zou niemand mogen meemaken. De angst kroop opnieuw in mijn lijf. Wat als ík daar had gestaan? Ik kon het me niet eens voorstellen.
Elke echo, elke controle was een zenuwslopend moment. Alleen naar het ziekenhuis, hopen op goed nieuws. Ik keek zo uit naar de bevalling, het moment waarop we onze zoon eindelijk in onze armen zouden sluiten. Want dan, dan zou er niets meer mis kunnen gaan...
Maar ik besef nu dat een miskraam niet alleen een verlies is, het is ook een bewijs van liefde. Liefde voor een klein leven dat we maar even hebben mogen vasthouden. Liefde die blijft, zelfs als ons kindje niet meer groeit. Het verdriet mag er zijn, maar de liefde overheerst. En die liefde dragen we voor altijd met ons mee.
Reactie plaatsen
Reacties